Het staat een pensioenfonds vrij om een aanvankelijk te hoog vastgestelde pensioenuitkering te corrigeren, tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

Datum: 7 januari 2022

 

Leestijd 4 minuten

 

Pensioenfonds communiceert een foutief, te hoog, bedrag aan ouderdomspensioen aan deelnemer die met pensioen gaat. De uiteindelijke uitkering is vanaf aanvang wel correct. Pensioenfonds mag foutief vastgesteld ouderdomspensioen herstellen. Pensioenreglement is leidend. Beslissing om met pensioen te gaan baseerde de deelnemer niet op de foutieve informatie en hij nam evenmin op basis daarvan andere ingrijpende beslissingen. Geen strijd met redelijkheid en billijkheid.

 

Foutieve opgave voor ingang ouderdomspensioen

X was deelnemer in de pensioenregeling van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. De ingangsdatum van zijn vervroegde ouderdomspensioen was 1 november 2016. In mei 2016 informeert het Bpf hem op zijn verzoek over de hoogte van zijn ouderdomspensioen. Dit bedraagt volgens het Bpf € 1.196,09 bruto per maand. Volgens X is dit bedrag te laag en hij vraagt hierover opheldering bij het Bpf. Het Bpf antwoordt op 3 juni 2016 dat zijn ouderdomspensioen € 1.196,09 bruto per maand bedraagt exclusief vakantiegeld en verwijst naar een specificatie in de bijlage. In deze specificatie staat een bedrag van € 1.222,14 als totaal bruto maandelijks ouderdomspensioen. Dit bedrag noemt het Bpf, op een paar centen na, ook in de bevestiging van zijn aanvraag die het op 23 september 2016 stuurt.
Op 11 oktober 2016 meldt het Bpf aan X dat hij recht heeft op € 1.222,37 bruto per maand.

Het Bpf keert per 1 november 2016 de eerste pensioentermijn ter grootte van bruto € 1.187,31 uit aan X. X maakt hiertegen bezwaar bij het Bpf. De Commissie Pensioenzaken Reglementen en Communicatie van het Bpf wijst het verzoek van X om zijn pensioenuitkeringen te verhogen af met de volgende toelichting; “de beleidslijn van Bpf Y is om onjuistheden in de indicaties of in de toekenning te herstellen. Als Bpf Y een onjuiste indicatie verstrekt, zoals in uw situatie, dan herstelt zij haar fout en verstrekt zij alsnog de juiste informatie en uitkering. Het kan niet zo zijn dat een uitkering wordt toegekend op basis van een onjuiste indicatie, terwijl hierop volgens het reglement of de wet geen recht bestaat (….) De hoogte van de pensioenuitkering wordt bepaald door de reglementen en niet door de mededelingen van de zijde van het pensioenfonds”.

De Ombudsman Pensioenen adviseerde op 1 augustus 2019 om de pensioenuitkering van X met terugwerkende kracht en voor de toekomst aan te passen conform de opgave in de brief van 11 oktober 2016. Het Bpf geeft bij X aan dit advies niet op te volgen.

X stapt naar de kantonrechter en stelt dat hij op grond van de brief met de gespecificeerde berekeningen en de daarop volgende aanbieding, die door hem is geaccepteerd,  gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat de aanbieding van een pensioen van € 1.222,37 correct was. Met name omdat het Bpf een gespecificeerde berekening maakte en X niet over de deskundigheid beschikt om deze berekening te beoordelen. Het Bpf is daarentegen een professionele partij die de berekening heeft laten uitvoeren. Het gaat volgens X om een eigen fout van het Bpf die niet is veroorzaakt door externe omstandigheden. X beroept zicht verder op het advies van de Ombudman.

 

Kantonrechter: pensioenreglement is leidend

De kantonrechter begint met de vaststelling dat tussen partijen niet in geschil is dat de vaststelling van het ouderdomspensioen van X in de brief van 11 oktober 2016 te hoog was en dat ook in de brieven van 3 juni 2016 en 23 september 2016 vermelde pensioenbedragen hoger zijn dan de bedragen waarop X volgens het pensioenreglement recht heeft. Evenmin is in geschil dat dit komt door een fout van het Bpf en dat het Bpf met ingang van 1 november 2016 X het hem reglementair toekomende pensioen uitkeert. Kern van het geschil is of het Bpf daartoe gerechtigd was.

Uitgangspunt is volgens de kantonrechter dat het pensioenreglement bepalend is voor de omvang van de pensioenaanspraken van X. Het staat een pensioenfonds vrij om een aanvankelijk te hoog vastgestelde pensioenuitkering te corrigeren, tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dat zou volgens de kantonrechter het geval kunnen zijn indien X er in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de aan hem door het Bpf verstrekte informatie juist was én hij op grond van deze mededelingen bepaalde concrete financiële verplichtingen is aangegaan die hij niet meer ongedaan kan maken en waardoor hij in grote financiële problemen komt te verkeren. De kantonrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 30 oktober 2018. Dat is echter bij X niet het geval en de kantonrechter ziet niet in waarom dat anders is als het gaat om een eigen fout van het Bpf die niet is veroorzaakt door externe omstandigheden.

 

Zelfs als sprake zou zijn van gerechtvaardigd vertrouwen geen verhoging
Zelfs als X in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat de informatie van het Bpf juist was, leidt dat volgens de kantonrechter niet tot het toewijzen van zijn vorderingen. X onderbouwde namelijk niet dat hij daadwerkelijk heeft vertrouwd op de foutieve informatie in die zin dat hij daar daadwerkelijk nadeel van heeft geleden. De beslissing van X om met vervroegd pensioen te gaan baseerde X niet op de foutieve informatie van het Bpf, maar op het feit dat zijn WAO-uitkering per 26 november 2016 eindigde. X lichtte volgens de kantonrechter onvoldoende toe dat hij bij een juiste voorstelling van zaken daarover een andere beslissing zou hebben genomen. Evenmin nam X op basis van de foutieve berekening van het Bpf andere ingrijpende financiële beslissingen. Dat lag volgens de kantonrechter ook niet voor de hand aangezien herstel van de fout plaatsvond voor de eerste pensioenuitkering en het verschil € 15,96 per maand bedroeg.

De kantonrechter concludeert dan ook dat het Bpf het foutief vastgestelde ouderdomspensioen mocht herstellen zoals zij heeft gedaan en wijst de vorderingen van X af.

 

Commentaar
Het pensioenreglement is in beginsel leidend. Maar dat betekent niet dat een pensioenuitvoerder straffeloos fouten mag maken. Een deelnemer moet naast het vertrouwen dat hij aan de opgaven van de pensioenuitvoerder ontleent, echter aantoonbaar nadeel leiden, bijvoorbeeld omdat hij op basis van de foutieve informatie van de pensioenuitvoerder onomkeerbare (financiële) besluiten nam waardoor een eventuele verlaging van zijn pensioen tot grote problemen zou leiden. Bijvoorbeeld omdat hij op basis van een (veel) te hoge opgave van zijn ouderdomspensioen besloot eerder te stoppen met werken of een ander huis met hogere hypotheek te nemen. In dit geval was het verschil nog geen twee tientjes per maand en was het pensioen vanaf de eerste uitkering wel correct. Dat de deelnemer daaraan geen in rechte te honoreren vertrouwen kon ontlenen, lijkt me een terecht oordeel. Maar de onderliggende vraag is natuurlijk veel principiëler. Wat als het niet om twee tientjes gaat, maar om een veelvoud daarvan? En wanneer wordt een deelnemer geacht te (kunnen) onderkennen dat de door de pensioenuitvoerder opgegeven hoogte van zijn ouderdomspensioen niet kán kloppen omdat het totaal niet meer in verhouding staat tot zijn inkomen voor pensionering?

Wat dat betreft is een vergelijking met HR 5 november 2021 interessant. Daarin bepaalde de Hoge Raad dat een belastingplichtige mocht afgaan op mededelingen van de Belastingdienst, ook als hij daardoor geen schade lijdt omdat niet meer wordt geheven dan hij bij een juiste wetstoepassing zou moeten betalen. De belastingplichtige wordt er met andere woorden beter van. Zie mijn bespreking van dit arrest van 8 november 2021.

Auteur: Herman Kappelle.

Bron Rechtbank Amsterdam 28 december 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:7573

Dit bericht is opgesteld naar de stand van zaken op 7 januari 2022

Samenvatting: Pensioenfonds communiceert een foutief, te hoog, bedrag aan ouderdomspensioen aan deelnemer die met pensioen gaat. De uiteindelijke uitkering is vanaf aanvang wel correct. Pensioenfonds mag foutief vastgesteld ouderdomspensioen herstellen. Pensioenreglement is leidend. Beslissing om met pensioen te gaan baseerde de deelnemers niet op de foutieve informatie en hij nam evenmin op basis daarvan andere ingrijpende beslissingen. Geen strijd met redelijkheid en billijkheid.