Twee gedachten

Keuzebegeleiding bij bedrag ineens is ofwel per definitie incompleet, ofwel onuitvoerbaar

De bij de invoering van de Wet toekomst pensioenen ingevoerde keuzebegeleiding blijkt (niet alleen) voor pensioenuitvoerders lastig te concretiseren. Artikel 48a Pensioenwet zegt: “De pensioenuitvoerder begeleidt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner op een adequate wijze bij het maken van een keuze binnen de pensioenovereenkomst, zorgt voor de inrichting van een keuzeomgeving en stelt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde daarmee in staat om een passende keuze te maken.”

De invulling hoe de pensioenuitvoerder dit moet doen, is met name bij het opnemen van het bedrag ineens (max. 10% van de waarde van het ouderdomspensioen op pensioeningangsdatum) lastig. Zowel voor de wetgever als voor de pensioenuitvoerders, waarbij de wetgever op twee gedachten lijkt te hinken. Enerzijds moet de keuzebegeleiding vanuit de pensioenuitvoerder zo compleet mogelijk zijn, anderzijds kan de pensioenuitvoerder niet verplicht worden dingen te doen waar hij simpelweg niet tot in staat is. Op basis van de huidige wettekst en de parlementaire geschiedenis, is de keuzebegeleiding bij opnemen van bedrag ineens per definitie incompleet. Het geven van echt adequate keuzebegeleiding is voor pensioenuitvoerders echter praktisch onmogelijk en ondoenlijk.

Het opnemen van een bedrag ineens is een keuze binnen de pensioenovereenkomst. De pensioenuitvoerder moet er dus voor zorgen dat de deelnemer een voor hem passende keuze maakt. Het al dan niet kiezen voor een bedrag ineens kan vergaande financiële consequenties hebben, bijvoorbeeld voor de hoogte van huur- en zorgtoeslag en de belastingdruk. Om al deze consequenties goed in beeld te brengen, zou de pensioenuitvoerder moeten beschikken over alle relevante financiële gegevens van de deelnemer.

Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet toekomst pensioenen blijkt echter dat dit niet is beoogd door de wetgever.

De memorie van toelichting bij de Wtp zegt onder andere: “Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de deelnemer of deze een keuze maakt en, zo ja, welke. De norm ziet op de effecten van keuzes binnen één pensioenregeling en niet op meerdere regelingen van één of meerdere pensioenuitvoerders. Daarnaast verplicht de norm een pensioenuitvoerder niet tot de inrichting van een keuzeomgeving die rekening houdt met het effect van onder meer belastingen en toeslagen op de betreffende deelnemer; de pensioenuitvoerder beschikt immers niet over informatie over de persoonlijke fiscale situatie van de deelnemer.”

De minister van SZW bevestigde dit nogmaals in de beantwoording van nadere vragen over uitstel van het bedrag ineens in een brief aan de Kamer van 15 september 2025. Maar lijkt daarbij toch enigszins op twee gedachten te hinken.

Enerzijds bevestigt de minister dat de pensioenuitvoerder niet verplicht is om de financiële gevolgen op deelnemersniveau door te rekenen en geeft zij aan dat de uitvoerder kan volstaan met aan te geven waar hierover meer informatie kan worden verkregen. Anderzijds ontslaat dit de uitvoerder volgens haar niet van de wettelijke verplichting om een eigen adequate keuzebegeleiding aan te bieden en informatie te verstrekken. Met name laag geletterden en mensen met weinig financiële kennis moeten met al hun vragen rondom het bedrag in eens bij hun uitvoerder terecht kunnen.

Conclusie is dan ook dat de keuzebegeleiding door de pensioenuitvoerder bij het al  dan niet opnemen van een bedrag ineens ofwel per definitie incompleet is (als de pensioenuitvoerder uitgaat van de gegevens waarover hij in zijn administratie beschikt), ofwel onuitvoerbaar (als de pensioenuitvoerder uit moet gaan van alle relevante financiële gegevens).

Gezien het, mijns inziens terechte, standpunt van de wetgever dat pensioenuitvoerders de keuzebegeleiding mogen baseren op de gegevens uit hun eigen administratie bestaat het reële risico dat hierdoor schijnzekerheid ontstaat voor de (gewezen) deelnemers. Zoals gezegd, is het geven van een volledige keuzebegeleiding op basis van de volledige (financiële) situatie van de (gewezen) deelnemer ondoenlijk en onuitvoerbaar voor de pensioenuitvoerder. Tot het onmogelijke is niemand gehouden.

Het is dan ook goed om de positie, de verplichtingen en de verantwoordelijkheden van de pensioenuitvoerders bij de keuzebegeleiding bij het bedrag ineens nader te definiëren en omschrijven, zodat bij de (gewezen) deelnemer naderhand geen sprake kan zijn van teleurgestelde verwachtingen. En bij de pensioenuitvoerder volstrekt duidelijk waar zijn verantwoordelijkheden (en de daarmee gepaard gaand mogelijke aansprakelijkheden) beginnen en ophouden.

Dat is, zoals uit het voorafgaande blijkt, buitengewoon lastig. Beter is het daarom volgens mij om dit probleem op te lossen door de mogelijkheid tot het opnemen van het bedrag ineens helemaal niet in te voeren. Het voegt (te) weinig toe aan de bestaande flexibiliseringsmogelijkheden (met name de hoog/laag constructie, zoals opgenomen in artikel 63 PW) om de uitvoeringspraktijk met deze uitvoeringsproblemen op te zadelen. Er zijn wel belangrijker zaken aan de orde momenteel. Laten we het beestje bij de naam noemen; het wetsvoorstel inzake het bedrag ineens is een gedrocht waar al veel te veel tijd en energie van en door wetgever, parlement en pensioenuitvoerders in is gestoken. We zijn beter af zonder.

17092025