Belastingplichtige kan vertrouwen ontlenen aan onjuiste mededeling op website Belastingdienst.

Datum: 8 november 2021

 

Leestijd 5 minuten

 

X  sloot in 1989 een lijfrente af. Hij paste de voorwaarden aan in verband met de invoering van de Wet IB 2001 en betaalt ook na 1 januari 2001 nog aftrekbare premies. In 2015 koopt hij de verzekering af. Op basis van de mededeling op de website van de Belastingdienst “U betaalt ook geen revisierente als u de lijfrenteverzekering hebt afgesloten voor 16 oktober 1990” mocht hij erop vertrouwen dat geen revisierente verschuldigd was.


Oud regime lijfrente in 2001 aangepast aan nieuw regime
X sloot in 1989 een lijfrenteverzekering met als einddatum 1 december 2015. Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 op 1 januari 2001, liet X de polisvoorwaarden zodanig aanpassen dat hij voldeed aan de voorwaarden om de na 1 januari 2001 betaalde premies nog steeds te kunnen aftrekken.

X overwoog om de verzekering op de einddatum af te kopen en keek op de website van de Belastingdienst wat daarvan de gevolgen zijn. De website geeft aan wanneer er revisierente verschuldigd is en wanneer dat niet het geval is. Op de website staat onder andere; “U betaalt ook geen revisierente als u de lijfrenteverzekering hebt afgesloten voor 16 oktober 1990”.
X koopt de lijfrente af. De afkoopsom bedraagt ruim € 350.000, waarvan op ruim de helft de Wet IB 2001 van toepassing is. Over dit gedeelte brengt de inspecteur bij beschikking 20% revisierente in rekening.

 

Rechtbank en Hof honoreren opgewekt vertrouwen
X maakt bezwaar tegen deze beschikking, maar de inspecteur wijst dit af. X stapt naar de rechtbank omdat volgens hem het rechtens te honoreren vertrouwen is gewekt dat ter zake van de afkoop van de lijfrenteverzekering geen revisierente in rekening zou worden gebracht. De rechtbank Den Haag en in hoger beroep ook het hof Den Haag volgen X hierin.

Zowel de rechtbank als het hof oordelen dat de mededeling op de website van de Belastingdienst duidelijk en niet voor verschillende uitleg vatbaar is: bij de afkoop van de vóór 16 oktober 1990 afgesloten lijfrente is geen revisierente verschuldigd. Daarbij is geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van lijfrenteverzekeringen die zijn aangepast aan de uit de Wet IB 2001 voortvloeiende voorwaarden voor premieaftrek. X mocht volgens het hof daarom afgaan op de juistheid van die mededeling.

Volgens het hof voldoet X verder aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 26 september 1979 geformuleerde voorwaarden waaronder het vertrouwensbeginsel meebrengt dat de Belastingdienst aan haar uitlatingen kan worden gehouden. X heeft naar het oordeel van het hof redelijkerwijs niet kunnen of moeten beseffen dat de op de website van de Belastingdienst geplaatste mededeling onjuist was en X verrichtte, afgaande op die mededeling een handeling waardoor hij een nadeel ondervindt dat de wettelijk verschuldigde belasting te boven gaat.

 

Belastingdienst krijgt deels gelijk bij Hoge Raad, maar wint niet
De Belastingdienst tekent beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van het hof Den Haag omdat geen sprake is van een nadeel dat de wettelijk verschuldigde belasting te boven gaat. De revisierente is volgens de Belastingdienst onderdeel van de wettelijk verschuldigde belasting.

De HR gaat mee in dit verweer en stelt dat uit het arrest van 26 september 1979 – anders dan het hof tot uitgangspunt nam – volgt dat de revisierente die bij een juiste toepassing van de wet in rekening moet worden gebracht niet is aan te merken als schade die is geleden boven op de wettelijk verschuldigde belasting.

Dit baat de Belastingdienst echter niet, want de HR komt terug op zijn arrest uit 1979 en ‘gaat om’. Volgens de HR is het met de huidige rechtsopvattingen niet te verenigen dat een beroep op door uitlatingen van de Belastingdienst gewekt vertrouwen moet worden afgewezen op de enkele grond  dat het ondervonden nadeel gelegen is in hetgeen bij een juiste wetstoepassing zou moeten worden geheven. In gevallen waarin een belastingplichtige, afgaande op – achteraf bezien onjuiste – informatie, iets deed of naliet waardoor een hoger bedrag van hem wordt geheven dan hij op basis van die informatie dacht te moeten betalen, is de HR van mening dat een doeltreffende rechtsbescherming van het vertrouwensbeginsel rechtvaardigt dat het meerdere niet van de belastingplichtige mag worden geheven.

De HR oordeelt dat de slotsom van het hof dat de bescherming van het door de informatie op de website bij X gewekte vertrouwen in dit geval moet prevaleren boven een juiste toepassing van de wettelijke bepalingen inzake het in het in rekening brengen van revisierente, niet onbegrijpelijk is en toereikend gemotiveerd is. Het beroep in cassatie is volgens de HR ongegrond.

 

Commentaar
15 oktober 1990 is voor fiscalisten in levensverzekeringsland een datum die ze nooit vergeten. Op die dag publiceerde het ministerie van Financiën een persbericht waarin het meldde dat de beloofde eerbiedigende werking voor bij de inwerkingtreding van Brede herwaardering I bestaande contracten “zich niet zal uitstrekken tot die lijfrentecontracten die tot stand zijn gekomen op of na 16 oktober 1990 en waarvoor in plaats van een koopsom meer dan eenmaal premie zal worden voldaan”.

X sloot zijn lijfrente ruim voor 16 oktober 1990 af en viel in beginsel dus onder de eerbiedigende werking van het oude regime, waarin geen sprake is van revisierente bij oneigenlijke handelingen. Maar dat veranderde toen hij in 2001 de polis wijzigde omdat hij de toekomstige premies nog wilde kunnen aftrekken. Daarmee bracht hij het deel van het lijfrentekapitaal dat hij opbouwde uit deze toekomstige premies onder het regime van de Wet IB 2001 waarin wél sprake is van revisierente. Iets waarop zijn verzekeraar hem overigens nadrukkelijk wees bij de wijziging.
De Belastingdienst onderkende op zijn site kennelijk onvoldoende dat dergelijke verzekeringen voor komen. De mededeling u betaalt ook geen revisierente als u de lijfrenteverzekering hebt afgesloten voor 16 oktober 1990 was dermate duidelijk en niet voor verschillende uitleg vatbaar dat X er op mocht vertrouwen dat hij geen revisierente hoefde te betalen. Ook niet als hij geen schade lijdt omdat niet meer wordt geheven dan hij bij een juiste wetstoepassing zou moeten betalen.

 

Auteur: Herman Kappelle

Bron: Hoge Raad 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1654

Dit bericht is opgesteld naar de stand van zaken op 8 november 2021

Samenvatting: X sloot in 1989 een lijfrente af. Hij paste de voorwaarden aan in verband met de invoering van de Wet IB 2001 en betaalt ook na 1 januari 2001 nog aftrekbare premie. In 2015 koopt hij de verzekering af. Op basis van de mededeling op de website van de Belastingdienst “U betaalt ook geen revisierente als u de lijfrenteverzekering hebt afgesloten voor 16 oktober 1990” mocht hij erop vertrouwen dat geen revisierente verschuldigd was.