De temperatuur van de soep;

Of letter en strekking van de wet

Leestijd drie minuten


De Wet toekomst pensioenen brengt heel wat gemoederen in beweging. Grote vraagstukken als het al dan niet invaren - en zo ja, op welke wijze- en de invloed van het advies van de Commissie parameters komen daarbij – terecht – uitgebreid aan de orde.

De Tweede Kamer dwong een artikelsgewijze behandeling af. Dat leidde op diverse punten tot meer duidelijkheid, wat het GroenLinks Tweede Kamerlid Senna Maatoug tot de conclusie bracht dat eigenlijk elke wet een dergelijke behandeling verdient. De uitgebreide artikelsgewijze behandeling bracht echter een – in ieder geval voor mij – tot nu toe onderbelicht wat kleiner vraagstuk aan de oppervlakte, dat voor de uitvoeringspraktijk grote gevolgen kan hebben. Maar, met een beetje pragmatisme kan deze soep voldoende afkoelen voor hij gegeten wordt.

Bij de behandeling van het voorgestelde artikel 16 Pensioenwet (Nadere eisen nabestaandenpensioen) vroeg de Tweede Kamer: “is daadwerkelijk beoogd dat het wezenpensioen in alle gevallen tot 25 jaar wordt uitgekeerd? Of wordt bedoeld tot maximaal 25 jaar?” De minister antwoordde daarop: “De regering heeft beoogd dat het wezenpensioen uitgekeerd wordt tot het kind de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt.” 

Door het accentueren van het woordje ‘tot’ in dit antwoord dringt de vraag zich op hoe letterlijk we deze bepaling moeten nemen. Het is duidelijk dat het wezenpensioen in alle gevallen moet worden uitgekeerd tot de 25-jarige leeftijd van de wees en niet tot maximaal deze leeftijd. Maar, leidt dat er toe dat de uitkering dan ook exact op de 25ste verjaardag moet stoppen? Of mag hij, zoals gebruikelijk – met name bij rechtstreeks verzekerde regelingen – worden uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 25ste verjaardag valt.

Fiscaal keurde de staatssecretaris van Financiën het doorlopen van de pensioenuitkering tot het einde van de maand al goed in onderdeel 8.5 van het verzamelbesluit pensioenen van 11 december 2018. De enige voorwaarden die daarvoor gelden zijn i) het pensioen wordt uitgekeerd tot uiterlijk het einde van de maand waarin de gerechtigde is overleden en ii) de pensioenregeling voldoet voor het overige aan de eisen die de Wet LB 1964 daaraan stelt of is voor het overige aangewezen als pensioenregeling in de zin van de Wet LB 1964.

Het in de WTP voorgestelde artikel 18c Wet LB 1964 kent geen einddatum. In zoverre zou het handhaven van de huidige praktijk met een uitkering tot het einde van de maand waarin de wees 25 wordt, met instandhouding van de goedkeuring uit het besluit geen probleem moeten zijn.

Echter, in het voorgestelde artikel 16 Pensioenwet staat in lid 3. “Elk beding in strijd met dit artikel is nietig”.

De Pensioenwet lijkt dus bij een letterlijke toepassing een betaling tot het einde van de maand waarin de 25ste verjaardag van de wees valt te blokkeren. En dergelijke uitkering is dan geen wezenpensioen in de zin van de Pensioenwet. En dat roept weer de vraag op of de fiscale goedkeuring dan wel in stand kan blijven. Maar, waar hebben we het eigenlijk over? Wie gaat zich op de nietigheid beroepen? Fiscaal is er op dit moment geen probleem om de uitkering te doen tot het einde van de maand. Waarom zou dat straks anders moeten zijn? Financieel is er ook geen belang voor de deelnemer. Afhankelijk van zijn verjaardag ontvangt hij bij een letterlijke wetstoepassing straks (iets) minder. Voor de werkgever leidt dit niet tot een verandering in de premie. Dit speelt zich af (ver) achter de komma. Wellicht heeft DNB als toezichthouder er problemen mee als een pensioenuitvoerder een pensioenregeling uitvoert die op een ondergeschikt punt niet voldoet aan de Pensioenwet. In dat geval moeten alle pensioenuitvoerders hun regeling en uitkeringssystemen aanpassen, hetgeen naast alle andere aanpassingen die de WTP mee brengt, een majeure operatie is.

Ik pleit er dus voor om deze soep niet zo heet te eten als hij (mogelijk) wordt opgediend, en niet te veel te kijken naar de letter van de wet. Voor alle duidelijkheid zou de Pensioenwet bij de eerst komende gelegenheid (want in de lopende behandeling lukt dat niet meer) op dit punt aangepast moeten worden door in artikel 16 op te nemen dat een wezenpensioen mag lopen tot het einde van de maand waarin de wees 25 wordt. En tot die tijd een beetje pragmatisch blijven en handelen naar de strekking van de wet. Er zijn grotere vraagstukken die om een oplossing vragen.

16122022