Pensioenuitkering aan DGA ondanks verlaging toch volledig genoten omdat hij vorderbaar en inbaar was.

Datum: 23 augustus 2021

Leestijd 5 minuten

DGA heeft pensioen in eigen beheer. Zijn BV verlaagt de pensioenuitkering. Gehele pensioenuitkering is vorderbaar en inbaar en dus belast. Geen sprake van niet voor verwezenlijking vatbare rechten.


Pensioen in eigen beheer en grote leningen van DGA bij BV

X heeft pensioen opgebouwd in eigen beheer bij Y BV. Vanaf zijn pensioendatum in 2008 heeft hij recht op ruim € 95.000 per jaar aan ouderdomspensioen. De BV verlaagt in 2014 de uitkering tot ruim € 46.000.

X heeft langlopende leningen afgesloten bij Y BV ter grootte van ruim € 1,5 miljoen ter financiering van zijn woning. Daarnaast heeft hij nog een rekening-courantschuld aan Y BV van bijna € 1 miljoen.

X neemt in zijn aangiften inkomstenbelasting het daadwerkelijk ontvangen bedrag (€ 46.680) aan pensioen op als Box 1 inkomen. De Belastingdienst corrigeert dit door het originele bedrag (€ 95.124) in aanmerking te nemen. X maakt daartegen bezwaar dat de Belastingdienst afwijst. X stelt beroep in bij de rechtbank Gelderland.

 

Rechtbank: volledige uitkering is vorderbaar en inbaar

X voert aan dat het pensioen voor zover dat niet aan hem is uitbetaald niet is genoten. Verrekening van de pensioenuitkering door Y BV met een vordering op hem is volgens X geen toegestane wijze van betaling. De pensioenbrief bepaalt namelijk dat het pensioen moet worden betaald door middel van ‘ter beschikking stelling’. Daardoor is het ‘vorderbaar, inbaar of verrekenbaar zijn’ in zijn optiek uitgesloten als methode van betaling. Verrekening van uit te betalen loon met een vordering op een werknemer is op grond van artikel 7:632 BW alleen in bepaalde uitzonderingen mogelijk. Volgens X is geen sprake van deze uitzonderingen. Tenslotte is X van mening dat het pensioen niet voor verwezenlijking vatbaar is, zodat ook uit dien hoofde geen sprake kan zijn van het genieten van de pensioenuitkering.

De rechtbank maakt korte metten met de redenering van X. Naar het oordeel van de rechtbank is de gehele pensioenuitkering voor X vorderbaar. Dit blijkt uit de pensioenbrief en X bevestigde desgevraagd ter zitting dat er geen overeenkomst is met Y BV op grond waarvan het pensioen is verlaagd en ook overigens geen sprake is geweest van het prijsgeven van pensioenaanspraken.

De pensioenuitkering is volgens de rechtbank ook inbaar. De beoordeling daarvan moet plaatsvinden vanuit het oogpunt van X. De pensioenbrief beperkt niet de mogelijkheid tot verrekening van de pensioenuitkeringen met de vordering in rekening-courant van Y BV op X. Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 7:632 BW een dergelijke verrekening toe. Het in dit artikel geregelde verbod op verrekening van bedragen door een werkgever met loon van een werknemer geldt tijdens het dienstverband en voor de verrekening met loon. En als gevolg van de pensionering van X is er geen sprake meer van een dienstverband. De rechtbank oordeelt dat een pensioenuitkering weliswaar loon is in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, maar is geen loon in civielrechtelijke zin. Voor de civiele wetgeving is een loonvordering niet gelijk aan een pensioenaanspraak. Een loonvordering bestaat namelijk jegens de werkgever en een pensioenaanspraak jegens de pensioenuitvoerder.

Omdat er voor Y BV de mogelijkheid bestaat tot verrekening van de pensioenuitkering met vorderingen op X, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van niet voor verwezenlijking vatbare rechten. Op basis van het uitgangspunt dat X en Y BV op zakelijke basis met elkaar moeten handelen, is het volgens de rechtbank niet aannemelijk dat een zakelijk handelende vennootschap tot feitelijke uitbetaling van de pensioenuitkering aan eiser zou zijn overgegaan als diezelfde vennootschap tegelijkertijd nog een aanzienlijke rekening-courantvordering op X heeft en tegelijkertijd slechts in beperkte mate over liquiditeiten beschikt.

De rechtbank verklaart het beroep van X dan ook ongegrond.

 

Commentaar

Loon wordt op grond van artikel 13a Wet LB 1964 beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel vorderbaar en tevens inbaar wordt. Dat was volgens de rechtbank het geval. Daarbij neemt de rechtbank terecht de pensioenbrief als uitgangspunt. Daaruit vloeien de aanspraken van X voort. Zeker nu X zelf aangaf dat geen sprake is van een aanvullende overeenkomst waarmee de pensioenovereenkomst is gewijzigd, is er geen enkele aanleiding om een ander uitgangspunt te nemen.

Ook het argument van X dat sprake zou zijn van niet voor verwezenlijking vatbare rechten veegt de rechtbank terecht van tafel. In eigen beheer gehouden pensioenaanspraken die worden prijsgegeven, worden op het onmiddellijk daaraan voorafgaande moment als loon uit vroegere dienstbetrekking aangemerkt, behoudens voor zover de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is. Daarvan is blijkens de wetsgeschiedenis alleen sprake bij situaties van schuldsanering, surseance van betaling of faillissement. In het geval van X zou hij met de door Y BV onder inhouding van loonheffing uitgekeerde pensioenuitkeringen zijn schuld bij deze BV kunnen aflossen. Y BV kan dan op haar beurt met de door de aflossing ontvangen bedragen pensioenuitkeringen aan X doen. De pensioenrechten zijn daardoor dus wel voor verwezenlijking vatbaar. Zie voor vergelijkbare gevallen Rechtbank Arnhem 1 februari 2006 en Hof Den Haag 29 maart 2017.

Auteur: Herman Kappelle

Bron: Rechtbank Gelderland, 28 juni 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3247

Dit bericht is opgesteld naar de stand van zaken op 23 augustus 2021

Samenvatting: DGA heeft pensioen in eigen beheer. Zijn BV verlaagt de pensioenuitkering. Gehele pensioenuitkering is vorderbaar en inbaar en dus belast. Geen sprake van niet voor verwezenlijking vatbare rechten.