Losse eindjes

De Corona-crisis raakt niet alleen mensen, maar ook bedrijven. Bedrijven die hun pensioenpremie bijvoorbeeld niet meer (volledig) kunnen betalen. Over de fiscale en juridische consequenties van betalingsonmacht bij pensioen publiceerde ik vorige week een artikel in het Weekblad fiscaal recht.

Daarin ga ik ook in op de door het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst op 16 maart 2020 gepubliceerde V&A 20-004. Daarin geeft het CAP, zeer pro actief en adequaat, aan welke fiscale mogelijkheden er zijn voor de pensioenopbouw tijdens tijdelijke arbeidsduurverkorting in verband met corona-virus. De reguliere Regeling Werktijdverkorting is weliswaar per 17 maart 2020 ingetrokken en vervangen door de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid - waardoor geen sprake meer is van arbeidsduurverkorting maar van loonsubsidie - desalniettemin is V&A 20-004 zeer verhelderend. Desondanks blijven er nog twee losse eindjes over die het CAP niet kán oplossen, omdat daar een beleidsbesluit van de staatssecretaris voor nodig is.

Het CAP beschrijft drie situaties:

  • arbeidsduurverkorting waarbij de dienstbetrekking geheel in stand blijft;
  • arbeidsduurverkorting waarbij de dienstbetrekking (gedeeltelijk) tijdelijk wordt beëindigd en
  • arbeidsduurverkorting waarbij geen sprake is van onvrijwillig ontslag of er geen inkomensvervangende loongerelateerde uitkering wordt ontvangen.

De conclusie van het CAP is dat in alle drie de situaties onder voorwaarden sprake blijft van pensioengevende diensttijd waarbij de pensioenopbouw kan worden voortgezet op basis van het pensioengevend loon dat voorafgaand aan de arbeidsduurverkorting werd genoten.

V&A 20-004 laat echter nog twee situaties open waarin sprake kan zijn van de beperking van de pensioenopbouw. Als in situatie 1 er géén sprake is van arbeidsduurverkorting én sprake is van een daadwerkelijke salarisverlaging gaat de pensioenopbouw wel naar beneden, omdat het pensioengevend salaris omlaag gaat. Artikel 10a Uitvoeringsbesluit Loonbelasting, waar het CAP zijn V&A op baseert, ziet immers alleen op het begrip pensioengevende diensttijd en niet op het begrip pensioengevend salaris.
 
Ten tweede is een van de voorwaarden om vrijwillig voort te zetten, zoals bedoeld in situatie 3, dat de vrijwillige voortzetting direct moet aansluiten op het beëindigen van de dienstbetrekking én niet mag beginnen in de periode van drie jaren voorafgaand aan de voor de voormalige werknemer geldende pensioendatum van de regeling welke hij vrijwillig voortzet.
 
Zowel in het geval dat sprake is van het in stand houden van de dienstbetrekking tegen een lager salaris zonder arbeidsduurverkorting, als in het geval een ontslagen werknemer minder dan drie jaar voor zijn pensioendatum zit, is dus geen sprake van het onverkort kunnen voortzetten van de pensioenopbouw in situaties waarin sprake is van arbeidsduurverkorting dan wel ontslag ten gevolge van de Corona-crisis.

Zoals gezegd kán het CAP deze losse eindjes niet zelf oplossen, omdat de huidige wet- en regelgeving hier niet in voorziet.  Het is de staatssecretaris die in een beleidsbesluit op kan nemen dat ook in deze situaties de pensioenopbouw tijdens de crisis ongewijzigd kan worden voortgezet. Ik roep hem van harte op dit snel mogelijk te doen, zodat er in iedere geval op het pensioenvlak geen fiscale lossen eindjes meer zijn.

20042020