Leeftijdsafhankelijke werknemersbijdrage in premieregeling is objectief gerechtvaardigd onderscheid.

Datum: 19 augustus 2021

Leestijd 6 minuten

Een werknemer neemt deel in de beschikbare premieregeling van zijn werkgever. Zijn eigen bijdrage is uitgedrukt in een percentage van de leeftijdsafhankelijke staffelpremie. De werkgever houdt deze in op het loon, zodat oudere werknemers per saldo een lager netto loon hebben dan een jongere met hetzelfde bruto loon. Dit onderscheid is objectief gerechtvaardigd.

Beschikbare premieregeling met leeftijdsafhankelijke eigen bijdrage

X neemt deel aan de beschikbare premieregeling van zijn werkgever. Deze regeling wordt uitgevoerd door een pensioenverzekeraar op basis van een met de leeftijd stijgende staffelpremie. De door X op grond van de pensioenregeling verschuldigde bijdrage bedraagt een percentage van de staffelpremie en is dus ook leeftijdsafhankelijk. Oudere werknemers hebben een hogere procentuele eigen bijdrage dan jongere. De werkgever houdt de eigen bijdrage in op het maandsalaris.

X krijgt op enig moment een WW-uitkering op basis van zijn laatstverdiende loon. De door de werkgever ingehouden eigen bijdrage verlaagt de grondslag voor de uitkering van de WW. Volgens X is de leeftijdsafhankelijke bijdrage in strijd met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBLA). Onder verwijzing naar het Experian-arrest van het Hof van Justitie EU stelt hij dat er maar twee uitzonderingen zijn op het verbod op onderscheid naar leeftijd; namelijk de vaststelling van een toetredingsleeftijd en een pensioenleeftijd. De gehanteerde premiestaffel die bepaalt dat werknemers met een hogere leeftijd een hogere eigen bijdrage verschuldigd zijn, is volgens X in strijd met de WGBLA en daarom is de vastgestelde werknemersbijdrage nietig.

Omdat de bepaling op grond waarvan de eigen bijdrage voor het pensioen is ingehouden nietig is, zijn de WW-rechten van X als gevolg van die inhoudingen te laag vastgesteld. Daardoor leidt X schade. Naast de volgens X onverschuldigd betaalde eigen bijdragen vordert hij daarom een nader op te maken bedrag aan schadevergoeding.

De werkgever brengt daar tegen in dat er weliswaar sprake is van onderscheid naar leeftijd, maar dat dat onderscheid objectief gerechtvaardigd is als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder c WGBLA. De door X genoemde uitzonderingen op het verbod op leeftijdsonderscheid zoals opgenomen in artikel 8 WGBLA zijn voor de beoordeling of sprake is van geoorloofd onderscheid in dit geval dus niet aan de orde.

Objectief gerechtvaardigd onderscheid

De rechtbank Gelderland begint met vast te stellen dat tussen partijen niet in geschil is dat de naar leeftijd gedifferentieerde pensioenbijdrage van X in beginsel verboden onderscheid naar leeftijd oplevert. Het geschil spitst zich volgens de rechtbank dan ook toe tot de vraag of dit onderscheid objectief gerechtvaardigd is.

Uit het Experian-arrest volgt volgens de rechtbank dat in gevallen zoals bij X, waarin sprake is van op het loon ingehouden naar leeftijd gedifferentieerde premiebijdragen, sprake kan zijn van objectief gerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd. Daarvoor beoordeelt de rechtbank achtereenvolgens of sprake is van een legitiem doel en een passend en noodzakelijk middel om dit doel te bereiken.

Legitiem doel
De werkgever voerde aan dat de leeftijdsafhankelijke pensioenbijdrage ertoe leidt dat voor alle werknemers, ongeacht leeftijd een adequaat een betaalbaar pensioen kan worden opgebouwd. Dit acht de rechtbank een legitiem doel.

Passend middel
Uit het Experian-arrest volgt dat de wijze van premiedifferentiatie zoals bij X aan de orde is een passend middel is voor het op zich legitieme doel; een adequaat pensioen voor alle werknemers.  Voorwaarde daarbij is volgens de rechtbank wel dat het middel het doel op een coherente en systematische wijze nastreeft. In dit geval moet iedere werknemer bij de werkgever deelnemen aan de bedrijfspensioenregeling, waarbij voor iedereen sprake is van de leeftijdsdifferentiatie bij de premie. De rechtbank oordeelt dat de werkgever het doel daarom op een coherente en systematische wijze nastreeft, zodat sprake is van een passend middel.

Noodzakelijk middel
Een middel is noodzakelijk als het niet verder gaat dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking  van de nagestreefde doelen en niet op excessieve wijze afbreuk doet aan de belangen van oudere werknemers. Daarbij moet volgens de rechtbank de maatregel in zijn eigen regelingscontext worden geplaatst en moet rekening worden gehouden met zowel het nadeel dat daaraan kleeft voor de betrokken personen als met het voordeel daarvan voor de samenleving in het algemeen en voor de individuen waaruit zij bestaan. Daarbij is het de vraag of de voordelen van de bedrijfspensioenverzekering de nadelige gevolgen van het vastgestelde verschil in behandeling voldoende compenseren.

Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een noodzakelijk middel. X heeft niet dan wel onvoldoende gemotiveerd gesteld dat een andere oplossing met hetzelfde resultaat mogelijk was geweest. X heeft weliswaar door het betalen van een hogere premie op latere leeftijd een lager netto salaris en een lagere op dit salaris gebaseerd WW-uitkering, maar daar staat tegenover dat hij door die hogere premie na zijn pensionering een hoger pensioen ontvangt en dat pensioen tevens een nabestaandenpensioen kent. Daarnaast heeft X voordeel bij de pensioenvoorziening omdat ook de werkgever daaraan bijdraagt.
De conclusie van de rechtbank is dan ook dat niet is gebleken dat de pensioenregeling verder gaat dan noodzakelijk en niet op excessieve wijze afbreuk doet aan de belangen van de oudere werknemer. Er is dan ook sprake van een objectieve rechtvaardigingsgrond als bedoeld in artikel 7 WGBLA voor het gemaakte leeftijdsonderscheid in de premiebijdragen van X.

De rechtbank wijst de vorderingen van X af.

Commentaar

Artikel 8 WGBLA kende bij de invoering van deze wet een drietal specifieke uitzonderingen op het verbod op leeftijdsonderscheid. Op grond van het tweede lid is het verbod van onderscheid niet van toepassing op in pensioenregelingen vastgelegde toetredingsleeftijden en op pensioengerechtigde leeftijden. Het derde lid voegt daaraan toe dat het verbod van onderscheid niet van toepassing is op actuariĆ«le berekeningen bij pensioenvoorzieningen waarbij met leeftijd rekening wordt gehouden. Het HvJ EU bepaalde in het Experian-arrest dat deze zelfstandige uitzondering zoals opgenomen in  artikel 8, lid 3 WGBLA in strijd is met de Europese Richtlijn waarop de WGBLA is gebaseerd. Dit artikel wordt bij de wetswijzingen in het kader van de stelselherziening dan ook hierop aangepast.

X dacht hierin de grondslag voor zijn vordering te vinden, maar ging daarbij voorbij aan de algemene uitzondering van artikel 7, lid 1, onderdeel c WGBLA op grond waarvan onderscheid is toegestaan indien sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond. Daarvan is sprake als het gaat om een legitiem doel en het middel om dit doel te bereiken passend en noodzakelijk is. Dat was hier het geval, zodat X bot ving bij de rechtbank.

Auteur: Herman Kappelle

Bron: Rechtbank Gelderland, 18 augustus 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:4492

Dit bericht is opgesteld naar de stand van zaken op 19 augustus 2021

Samenvatting: Een werknemer neemt deel in de beschikbare  premieregeling van zijn werkgever. Zijn eigen bijdrage is uitgedrukt in een percentage van de leeftijdsafhankelijke staffelpremie. De werkgever houdt deze in op het loon, zodat oudere werknemers per saldo een lager netto loon hebben dan een jongere met hetzelfde bruto loon. Dit onderscheid is objectief gerechtvaardigd.