Glad ijs 

Het wetsvoorstel ‘Wet waardeoverdracht klein pensioen’ voorziet, naast de overdracht van kleine pensioenen (< € 467,89 per jaar) ook in het laten vervallen van hele kleine pensioenen (< € 2 per jaar). Zie mijn blog van 29 augustus 2017. 

In de memorie van toelichting schrijft de staatssecretaris van SZW; “Aan het laten vervallen van de heel kleine pensioenen zijn geen fiscale gevolgen voor de deelnemer of gewezen deelnemers verbonden”. Met dit antwoord begeeft zij zich op het terrein van haar collega van Financiën en daarmee op glad ijs. De Tweede Kamer vroeg haar dan ook in het Verslag of de regering kon aangeven of het gestelde in de memorie van toelichting juist is. Met name de VVD-fractie wees erop dat de definitie van afkoop in de Pensioenwet weliswaar wordt aangepast, maar dat de fiscaliteit een eigen regime kent.
In de
Nota naar aanleiding van het verslag gaat de staatssecretaris van SZW hierop in. Bij het laten vervallen van heel kleine pensioenen ontvangt de deelnemer geen tegenprestatie en ligt het ook niet in de macht van de deelnemer om het vervallen van de heel kleine pensioenen te voorkomen of te bewerkstelligen. Het laten vervallen van heel kleine pensioenaanspraken is een recht van de pensioenuitvoerder. In fiscale zin is daarom volgens haar geen sprake van afkoop, vervreemding, prijsgeven of zekerheidsstelling van de pensioenaanspraken. Bovendien, zo geeft zij aan, is het laten vervallen van heel kleine pensioenen toegestaan in de Pensioenwet.   

Een opvallende stellingname van de staatssecretaris. Het al dan niet ontvangen van een tegenprestatie is niet bepalend of sprake is van afkoop. Afkoop is in de Pensioenwet gedefinieerd als; “iedere handeling waardoor pensioenaanspraken en pensioenrechten hun pensioenbestemming verliezen”. Dus ook als daar geen (op geld waardeerbare) tegensprestatie tegenover staat. De memorie van toelichting bij de Pensioenwet zei hier indertijd over: “Bij de voorgestelde definitie is niet als eis gesteld dat het bij afkoop moet gaan om het uitkeren van een bedrag in eens in ruil voor de periodieke bedragen. Het is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van afkoop niet relevant of er tegenover het verloren laten gaan van pensioenbestemming geld of een andere prestatie staat”. Dat door het laten vervallen van hele kleine pensioenen, deze pensioenen hun pensioenbestemming verliezen, lijkt me evident. Daarbij maakt de Pensioenwet geen onderscheid tussen pensioenen van € 2 per jaar of van € 200.000 per jaar. Afkoop in strijd met de Pensioenwet is nietig. Daarom is in het wetsvoorstel een aanpassing opgenomen van de definitie van afkoop. Naast de reeds bestaande uitzonderingen voor de situatie waarin het verlies van de pensioenbestemming het gevolg is van afstempeling door een pensioenfonds of het van toepassing verklaren van de noodregeling voor verzekeraars, wordt nu door een verwijzing naar het nieuwe artikel 55, zesde lid, de situatie waarin een heel klein pensioen vervalt niet als afkoop in de zin van de Pensioenwet beschouwd.  

De vraag is echter, hoe werkt dit door in de fiscaliteit? Hoewel het natuurlijk om relatief lage bedragen gaat en uit dien hoofde niet zo spannend is, is het wetstechnisch wel interessant. Het feit dat volgens de staatssecretaris van SZW geen sprake is van een belastbaar feit, wijzigt de fiscale wet- en regelgeving natuurlijk niet. Artikel 19b van de Wet op de loonbelasting stelt dat als een aanspraak ingevolge een pensioenregeling op enig tijdstip “niet langer als zodanig is aan te merken” de aanspraak meteen belast is. Hetzelfde geldt als de aanspraak wordt afgekocht anders dan in gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. De staatssecretaris van SZW lijkt met haar opmerking dat het laten vervallen van heel kleine pensioenen is toegestaan in de Pensioenwet te refereren aan deze bepaling. Maar, zoals ik hiervoor aangaf, is het laten vervallen van de hele kleine pensioenen na de inwerkingtreding van deze wetswijziging nu juist géén afkoop in de zin van de Pensioenwet. Daarmee is het civiel juridisch netjes geregeld, maar valt het niet onder de uitzondering op het fiscale afkoopverbod in de Wet op de loonbelasting. En ook hier geldt, dat door het laten vervallen van de hele kleine pensioenen sprake is van een pensioenregeling die niet langer als zodanig is aan te merken. De hoogte van de aanspraak is ook hier niet relevant. En dus is sprake van een handeling die op grond van artikel 19b Wet op de loonbelasting leidt tot loonheffing en revisierente. 

Het lijkt me daarom verstandig als de staatssecretaris van SZW eens gaat buurten bij haar collega van Financiën. Zodat er een juridisch en fiscaal consistente en juiste benadering komt. Want dat het laten vervallen van hele kleine pensioenen niet moet leiden tot belastingheffing, lijkt me evident. Daar is echter, naast een wijzing van de Pensioenwet, ook een wijziging van de fiscale wet- en regelgeving voor nodig, lijkt me.

25102017