Een pensioenverzekeraar is wel een pensioenuitvoerder, maar geen pensioenfonds 

Leestijd 3,5minuten

 

Wet- en regelgeving voor pensioenen is veelal geschreven vanuit het perspectief van pensioenfondsen. Bij de Wet toekomst pensioenen is dat niet anders. En dat leidt voor pensioenverzekeraars en PPI-en tot grote interpretatie- en uitvoeringsproblemen. Natuurlijk zitten de meeste deelnemers aan een pensioenregeling (bijna zes miljoen) bij een pensioenfonds. Maar er zijn ook een kleine twee miljoen deelnemers die hun pensioenregeling door een verzekeraar of PPI uitgevoerd zien worden. Een verzekeraar en een PPI zijn pensioenuitvoerders in de zin van de Pensioenwet. Zij voeren een kleine 60.000 pensioenregelingen uit. Bij de fondsen hebben we het over ruim 270 regelingen. Als de Pensioenwet spreekt over pensioenuitvoerders, betreft dit zowel de fondsen als de verzekeraars en PPI-en. En daar knelt het zo nu en dan als er onvoldoende aandacht is voor de principiële verschillen tussen deze pensioenuitvoerders. 60.000 regelingen met twee miljoen deelnemers is echt wat anders dan 270 regelingen met zes miljoen deelnemers. Waarbij het aanpassen van een regeling met gemiddeld enkele tientallen deelnemers niet wezenlijk verschilt van het aanpassen van een regeling met gemiddeld ruim 20.000 deelnemers. De hoeveelheid werkzaamheden die de pensioenuitvoerder hiermee kwijt is, is grosso modo hetzelfde.

Een goed voorbeeld van een dergelijk knelpunt is artikel 220i Pensioenwet. Dit artikel bevat het overgangsrecht voor op de datum van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen bestaande pensioenregelingen. De Pensioenwet zoals die luidde op 30 juni 2023 blijft – enkele specifiek genoemde uitzonderingen daargelaten - van toepassing tot het tijdstip dat de pensioenuitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst, maar uiterlijk tot 1 januari 2028. Hoe werkt dit uit voor een pensioenverzekeraar of PPI? Wat moet ik me in die gevallen voorstellen bij “het tijdstip waarop de verzekeraar of PPI overgaat op de uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst”?

Ik breek me daar al enig tijd het hoofd over, maar kom er niet uit. In de meest strikte lezing leidt deze bepaling ertoe dat op het moment dat een verzekeraar of PPI één contract uit zijn gehele portefeuille aanpast aan de Wtp, het overgangsrecht voor alle andere regelingen in de portefeuille vervalt. Dat dat niet de bedoeling kan zijn, daar zijn we het snel over eens lijkt me. Maar hoe moeten we het dan lezen? Vanuit het perspectief van de werkgever? Dat betekent dat zodra de verzekeraar of PPI voor een werkgever een Wtp-regeling gaat uitvoeren, deze werkgever zijn overgangsregime kwijt is voor alle regelingen die hij bij deze uitvoerder heeft lopen. Dat heeft het vreemde effect dat als de werkgever een nieuwe regeling bij een andere uitvoerder onderbrengt, het overgangsregime voor de bij de bestaande uitvoerder ondergebrachte bestaande regeling vervalt. Ook dat valt lastig uit te leggen. De bestaande uitvoerder weet immers wellicht niet eens dat er elders een nieuwe regeling loopt en kan daar bij de toepassing van het overgangsrecht dus geen rekening mee houden.

De meest ruime uitleg van dit artikel is een benadering vanuit het perspectief van de regeling. Zodra de pensioenverzekeraar of PPI een regeling gaat uitvoeren die is aangepast aan de Wtp, vervalt voor die regeling het overgangsrecht. Met die benadering kunnen verzekeraars en PPI-en goed uit de voeten. Maar een klein legistisch stemmetje in mijn achterhoofd zegt me; waar staat dat dan in de wet? Is dit niet een vorm van wensdenken? Daarom trok ik de stoute schoenen aan en legde mijn vertwijfeling voor aan de Programmadirectie Pensioenen van het ministerie van SZW. Deze reageerde adequaat en pragmatisch en verschafte onlangs duidelijkheid. Bij letterlijke lezing van artikel 220i eerste lid Pensioenwet lijkt, ook volgens SZW, het moment waarop de pensioenuitvoerder overgaat op de uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst bepalend te zijn voor het einde van het overgangsrecht. Maar, zo vervolgt SZW, artikel 220i moet echter gelezen worden op regelingsniveau. Als de regeling overgaat naar de nieuwe kaders, geldt het overgangsrecht niet meer voor die regeling. Met andere woorden er is bij verzekeraars en PPI-en sprake van verschillende momenten waarop het overgangsrecht eindigt. Het geldt namelijk, zoals SZW klip en klaar aangeeft, per regeling/overeenkomst. Hier kan ik - en met mij waarschijnlijk alle verzekeraars en PPI-en - wat mee. Veel dank dus aan programmadirecteur Roger Planje en zijn medewerkers.

Wat mij betreft is het nu volstrekt duidelijk. Een werkgever die een bestaande middelloonregeling heeft, kan deze nog tot uiterlijk 31 december 2027 handhaven ook als hij daarnaast voor nieuwe medewerkers een Wtp-regeling met leeftijdsonafhankelijke premie invoert.

Wat blijft, is de behoefte om (nieuwe) wetgeving ook te toetsen aan het perspectief van verzekeraars en PPI-en. Verzekeraars en PPI-en voeren enkele duizenden regelingen en zijn alleen al daarom niet vergelijkbaar met pensioenfondsen. Het feit dat een verzekeraar en een PPI ook pensioenuitvoerder zijn in de zin van de Pensioenwet, maakt nog niet dat ze daardoor volledig vergelijkbaar zijn met een pensioenfonds. Integendeel!

30102023