Breaking news, of te vroeg gejuicht?

Breaking news vandaag. De Rechtbank Noord-Nederland bepaalde in zijn op 7 december gepubliceerde uitspraak dat de verhoging van de AOW-ingangsdatum een ongeoorloofde inbreuk is op het eigendomsrecht. Op de sociale media is het een hit. De kop “Rechter: 65 blijft 65”, leverde veel reacties op.

Maar, is deze op het eerste gezicht baanbrekende uitspraak nu wel zo spectaculair? Natuurlijk, het komt niet vaak voor dat een rechter met een beroep op Europese Verdragen een Nederlands wetsartikel buiten toepassing laat. De uitspraak is er echter eentje die voor ieder wat wils oplevert. Tegenstanders van de verhoging van AOW-leeftijd claimen de overwinning en kraaien victorie. Voorstanders wijzen op het zeer specifieke karakter van deze zaak. Daardoor is het oordeel van de rechter in deze zaak niet zo verrassend. En is het daarbij maar zeer de vraag of deze uitspraak een bredere strekking heeft.

De rechter constateert dat de verhoging van de AOW-ingangsdatum in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Daarin staat dat iedereen recht heeft op ongestoord genot van zijn eigendom. Onder ‘eigendom’ verstaat het EVRM niet alleen bezittingen maar ook aanspraken waarvan de gerechtvaardigde verwachting bestaat dat die zullen worden gerealiseerd.
Inbreuk op het eigendomsrecht door de overheid kan, maar onder strenge voorwaarden. Allereerst moet sprake zijn van een wettelijke basis. Verder moet er een legitiem doel zijn in het algemeen belang. En tenslotte moet er een behoorlijk evenwicht zijn tussen de eisen van het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu. De Staat heeft hierbij een ruime beoordelingsmarge. Alleen als sprake is van een voor het individu onevenredig zware last, is niet voldaan aan dit proportionaliteitsvereiste en is de inbreuk op het eigendomsrecht niet toegestaan. Deze afweging maakt de rechter elke keer als een individuele burger een beroep doet op het EVRM. In deze zaak, maar bijvoorbeeld ook de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in de uitspraak van 14 februari 2013 en de Rechtbank Overijssel in zijn uitspraak van 12 maart 2014.
Zowel de Rechtbank Noord Nederland als de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en de Rechtbank Overijssel zijn van mening dat sprake is van een legitiem doel. Op basis van vrijwel dezelfde bewoordingen en onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis bij artikel 7a AOW (het artikel waarin de ingangsdatum is geregeld) dat de doelstelling van de wetswijziging was een besparing op de overheidsuitgaven te realiseren en de noodzaak om ook voor de toekomstige generaties een solide stelsel van collectieve voorzieningen zeker te stellen.
De rechters vinden de inbreuk op het eigendomsrecht in deze drie gevallen die zij sinds de wijziging van de AOW-ingangsleeftijd kregen voorgelegd dus gerechtvaardigd. Alleen beantwoordde Rechtbank Noord Nederland de vraag of sprake is van een onevenredig zware last voor het betrokken individu in dit geval anders dan de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en de Rechtbank Overijssel. En dat is gezien de omstandigheden van het geval helemaal niet zo raar. Of sprake is van een onevenredig zware last voor een individu, kan per definitie alleen maar worden bepaald aan de hand van de specifieke omstandigheden van dat individuele geval. En die zijn in het geval waarover de Rechtbank Noord Nederland oordeelde inderdaad heel specifiek. De Rechtbank overwoog dat het voor eiseres in kwestie niet mogelijk is om maatregelen of voorzieningen te treffen om in te spelen op de verschuiving van de AOW-leeftijd, gezien haar leeftijd, haar grote afstand tot de arbeidsmarkt en haar gezondheidstoestand. Zij heeft een aantal chronische aandoeningen die progressief van aard zijn en neemt als gevolg daarvan al geruime tijd geen deel meer aan het arbeidsproces. Er is voor haar sprake van een onevenredig zware last.

In de twee andere uitspraken viel de afweging van de rechter anders uit. De Rechtbank Overijssel overwoog bijvoorbeeld dat de ophoging van de AOW-leeftijd waardoor eiser wordt getroffen niet een kleine groep burgers betreft, maar alle personen geboren na 30 november 1948. In de tweede plaats acht de rechtbank van belang dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever uitdrukkelijk heeft overwogen dat alle generaties een steentje bijdragen aan de rekening van de oplopende kosten van de AOW en dat de wetgever overgangsmaatregelen heeft genomen om mogelijke overbruggingsproblemen te compenseren voor mensen met weinig voorbereidingstijd.
Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de onderhavige wetswijziging voor eiser leidt tot een onevenredig zware last.
In soortgelijke bewoordingen de Rechtbank Zeeland-West-Brabant die overweegt dat gelet op de beweegredenen van de wetgever en de ruime beoordelingsmarge die de Staat in deze toekomt, niet staande kan worden gehouden dat aan de Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen een onevenwichtige afweging ten grondslag ligt tussen de gediende gemeenschapsbelangen en het ingeroepen fundamentele recht, dan wel dat er geen redelijke proportionaliteitsrelatie bestaat tussen de gekozen middelen en het beoogde doel. Van feiten of omstandigheden die meebrengen dat de onderhavige wijziging voor eiser leidt tot een individuele onevenredig zware last is de rechtbank niet gebleken.

En in die laatste zin zit nu de crux. Het paadje dat de verschillende rechters aflopen is in alle drie de gevallen hetzelfde. Is de inbreuk op eigendom gebaseerd op een wettelijke bepaling (3x ja); is sprake van een legitiem doel in het algemeen belang (3x ja). En is er gezien de feiten en omstandigheden geen sprake van een onevenredig zware last (2x ja, 1x nee).

De uitspraak van de Rechtbank Noord Nederland kan mijns inziens dan ook zeker niet als baanbrekend en richtinggevend voor de overige  gevallen worden beschouwd. De feiten en omstandigheden waren schrijnend en reden voor de Rechtbank Noord Nederland om in de afweging tot de conclusie te komen dat de last in dit individuele geval inderdaad onevenredig zwaar was. Maar dat wil niet zeggen dat deze afweging in andere gevallen, waarbij geen sprake is van individuele dusdanig schrijnende omstandigheden, ook zo uitvalt. Sterker nog, dat lijkt mij gezien de overwegingen van de Rechtbank Overijssel en de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op zijn minst kwestieus.

Geen breaking news dus en niet te vroeg juichen. 

08122015