AOW-uitkering bij emigrant gebaseerd op niet-verzekerde jaren en niet op wel-verzekerde jaren.

Datum: 21 september 2021 

Leestijd 5 minuten

 

X emigreert naar Colombia en woont daar tot aan zijn pensionering gedurende 17 jaar. Daarom krijgt hij een korting op zijn AOW van 34% Volgens de Centrale Raad van Beroep is dit niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.


Korting AOW wegens niet-ingezetenschap

X is geboren in 1953 en heeft de Nederlandse nationaliteit. In 2002 emigreert hij naar Colombia, waar hij – op een periode van twee maanden na – woont tot het bereiken van zijn AOW-ingangsdatum van 67 jaar en vier maanden in 2020. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) kent X een AOW-uitkering toe ter grootte van 66% van het maximale pensioen. Deze korting bedraagt 2% per niet-verzekerd jaar. X maakt hier tegen bezwaar omdat de Svb naar zijn mening ten onrechte uitgaat van een aanvangsleeftijd van 16 jaar en vier maanden. Dit moet volgens X een aanvangsleeftijd van 15 jaar zijn, zoals die gold op grond van de AOW toen X in 1968 die leeftijd bereikte.

X maakt bezwaar omdat volgens hem het besluit van de Svb in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. De Svb wijst dit bezwaar af. Ook bij de rechtbank vangt X bot en hij tekent hoger beroep aan bij de Centrale Raad  van Beroep.


Gelijkheidsbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel

X stelt dat de verhoging van de aanvangsleeftijd hem als pensioengerechtigde met een onvolledige verzekeringsopbouw als gevolg van emigratie financieel benadeelt. Dit is volgens hem in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat de pensioenopbouw voor pensioengerechtigden die niet emigreerden doorliep op basis van hun ingezetenschap. De Svb informeerde X niet over de wetswijziging, hetgeen volgens hem in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Ook is volgens X sprake van strijd met het vertrouwensbeginsel omdat hij bij zijn emigratie in 2002 telefonisch contact opnam met de Svb, die hem toen bevestigde dat zijn pensioenopbouw werd geconserveerd.

De CRvB verwijst naar eerdere uitspraken van 18 juli 2016 waarin hij overwoog dat de verhoging van de aanvangsleeftijd in het algemeen proportioneel is te achten en in het algemeen niet leidt tot een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Daarbij stelde X in hoger beroep uitdrukkelijk dat compensatie voor een onevenredig zware last vanwege het ontstane AOW-gat niet in het geding is. Ook daarom is in zijn concrete geval geen sprake van schending van artikel 1 van het Eerste Protocol.
Het beroep van X op het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel slaagt volgens de CRvB niet. Er is geen sprake van het met terugwerkende herstellen van een gemaakte fout door de Svb ten nadele van X, zodat het rechtszekerheidsbeginsel niet in het geding is. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is volgens de CRvB in de eerste plaats vereist dat X aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit X in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of, en zo ja hoe, het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Een dergelijke toezegging of uitlating is in dit geval volgens de CRvB niet aannemelijk gemaakt.

Tevens is naar het oordeel van de CRvB geen sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De Nationale Ombudsman oordeelde weliswaar dat de Svb in strijd handelde met het vereiste van goede informatieverstrekking door in het buitenland wonende burgers  niet individueel op de hoogte te stellen van de verhoging van de AOW-leeftijd, maar dit is niet een zodanig bijzondere omstandigheid dat de AOW voor X, zonder dat de wet hierin voorziet, mede moet worden gebaseerd op een tijdvak van verzekering gelegen voor de aanvangsleeftijd van 16 jaar en vier maanden. Degene die zich in het buitenland vestigt, moet zich volgens de CRvB (blijven) informeren over de gevolgen van het verblijf in het buitenland voor zijn rechten op grond van de AOW.

Aan de voorkant of de achterkant?

X beriep zich er nog op dat zijn positie als geëmigreerde met een AOW-opbouw beduidend nadeliger is dan de positie van mensen met een AOW-opbouw die in Nederland zijn gebleven. Dit omdat zij volgens X, in tegenstelling tot hemzelf, tot hun nieuwe AOW-leeftijd verzekerd blijven en op die manier het aan de voorkant ontstane gat in hun verzekeringsloopbaan kunnen opvullen

De CRvB verwerpt dit beroep. Zowel voor mensen die in Nederland wonen als voor mensen die naar het buitenland verhuizen, geldt dat de tijdvakken van verzekering die zij vóór hun aanvangsleeftijd opbouwden, niet in hun ouderdomspensioen verzilverd worden.

De CRvB bevestigt dan ook de uitspraak van de rechtbank.

Commentaar

De AOW gaat uit van een volledige opbouw in 50 jaar. Voor elke jaar dat iemand ná het bereiken van de aanvangsleeftijd, maar vóór de pensioengerechtigde leeftijd niet verzekerd is geweest, wordt op grond van artikel 13, lid 1 AOW een korting toegepast van 2%. Verzekerd zijn op grond van artikel 6, lid 1 AOW degenen die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en ingezetene zijn.

Door de verhoging van de AOW-ingangsleeftijd, ging ook de aanvangsleeftijd als bedoeld in artikel 7a AOW omhoog, zodat steeds sprake blijft van een maximale opbouwperiode van 50 jaar. Voor mensen die hun hele leven in Nederland wonen, blijft de AOW-uitkering dus steeds 100%.
Voor X betekende dit echter dat zijn aanvangsleeftijd in 2020 zestien jaar en vier maanden werd, terwijl die op basis van de AOW zoals die gold in 1968 vijftien jaar was. X was dus in de periode vanaf zijn vijftiende verjaardag in 1968 tot aan vier maanden na zij zestiende verjaardag op basis van de toen geldende wetgeving verzekerd voor de AOW. Zijn AOW-ingangsdatum was op dat moment 65 jaar. Ten tijde van zijn emigratie in 2002 was X 49 jaar oud en had hij dus 68% (43 * 2%) opgebouwd. Op het moment dat hij zijn AOW-leeftijd bereikte, werd zijn AOW-uitkering op basis van 17 niet verzekerde jaren gekort met 34%. X verloor door de wijziging van de AOW-ingangsdatum nadat hij al was geëmigreerd, dus een jaar en vier maanden AOW-opbouw, omdat zijn uitkering werd bepaald aan de hand van de niet-verzekerde jaren en niet aan de hand van de wel-verzekerde jaren. Volgens de CRvB terecht. Al valt er vanuit redelijkheid en billijkheid naar mijn mening wel wat voor het standpunt van X te zeggen. Zeker als hij door een bijbaan wellicht in de periode vanaf zijn 15e wel AOW-premie betaalde.

Auteur: Herman Kappelle

Bron: Centrale Raad van Beroep, 2 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2244

Dit bericht is opgesteld naar de stand van zaken op 21 september 2021

Samenvatting: X emigreert naar Colombia en woont daar tot aan zijn pensionering gedurende 17 jaar. Daarom krijgt hij een korting op zijn AOW van 34% Volgens de Centrale Raad van Beroep is dit niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.