Pensioenknip; Klijnsma kiest voor de makkelijkste – maar doodlopende – weg!

Op 2 juli publiceerde staatssecretaris Klijnsma het besluit (http://bit.ly/1IxIISg) om de pensioenknip opnieuw in te voeren. Daarmee lost ze de toezegging in die zij deed aan de Tweede Kamer tijdens de parlementaire behandeling van de APF-wet. Onder aanvoering van Steven van Weyenberg van D66 gebruikten diverse Kamerleden dit overleg om ook de problematiek van het omzetten van een pensioenkapitaal in een levenslange periodieke uitkering op basis van de huidige – extreem lage – marktrente aan te kaarten.

De politieke urgentie om tot een oplossing te komen voor deze problematiek, onderschrijf ik ten volle. Tegelijkertijd stelt de door de Staatssecretaris gekozen oplossing mij zeer teleur.
Nu komt nota bene de regeling terug waarvan uit de evaluatie (http://bit.ly/1NBRQW4) bleek dat hij het deelnemersbelang niet gediend heeft! De conclusie van de evaluatie was dat het beoogde doel van de regeling Pensioenknip niet is gerealiseerd. En als oplossing voor de huidige problematiek, kiest de staatssecretaris ervoor om die regeling onverkort opnieuw in te voeren door alleen in artikel 3a Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling de datum van 1 januari 2014 te vervangen door 1 januari 2017 en in artikel 3b termijn van vijf jaar te vervangen door twee jaar. Verder blijft de regeling inhoudelijk identiek, terwijl we eerder concludeerden dat hij niet werkt!

Klijnsma komt haar toezegging aan de Tweede Kamer hiermee na. Maar ze kiest wel voor de makkelijkste weg. Een weg die, zoals ik het zie, een doodlopende is.  En dat is niet in het belang van de deelnemers. En daar gaat het tenslotte om!

Niet alleen komen we dezelfde problemen tegen als in eerste instantie; de rente moet fors stijgen om quitte te spelen, maar ook nieuwe. Zo verwijst de nieuwe regeling naar de oude regeling van 15 juli 2009 (http://bit.ly/1JFpLfb). Daarin staat; “Voor de duidelijkheid zij gemeld dat de mogelijkheid tot gesplitste inkoop niets verandert aan het enige wettelijke verplichte moment waarop de mogelijkheid tot shoppen moet worden geboden, namelijk op de pensioendatum. Het is dus niet zo dat ook op het moment waarop de tweede, levenslange uitkering wordt ingekocht, het aanbieden van de mogelijkheid tot shoppen verplicht wordt”.
Een van de doelstellingen van de overgangsregeling is deelnemers die nu moeten aankopen de gelegenheid te geven om, op het moment dat de nieuwe wetgeving bekend is en de aanbieders de daarop gebaseerde producten gereed hebben, het resterende kapitaal alsnog op basis van deze nieuwe producten te gebruiken voor – bijvoorbeeld – een pensioen in eenheden (daar pleit ik tenslotte al jaren voor!). Een pensioenuitvoerder is echter uiteraard niet verplicht om straks dergelijke nieuwe producten aan te bieden. Het feit dat het wettelijk mogelijk is om dit te doen, maakt niet automatisch dat iedere aanbieder ook verplicht is dat te doen. Of de pensioenuitvoerder waarbij het pensioenkapitaal nu tot uitkering komt straks het nieuwe product gaat aanbieden, weet de pensioengerechtigde die nu een keuze moet maken dus nog niet. Kiest hij voor een knip bij zijn huidige pensioenuitvoerder, dan kan hij nooit meer weg. Ook niet als over twee jaar blijkt dat zijn pensioenuitvoerder het nieuwe product niet aanbiedt. Keerzijde van twee shopmomenten is echter dat de kosten voor de knip in twee jaar terugverdiend moeten worden. En dat drukt weer het rendement.

Daarom pleit ik voor een andere invulling van dit – op zich – loffelijke streven om pensioengerechtigden die hun pensioenkapitaal nu moeten omzetten in een levenslange uitkering tegemoet te komen, zodat ook zij gebruik kunnen maken van de nieuwe wet- en regelgeving die de staatssecretaris aan het voorbereiden is.

Daarbij hanteer ik de volgende uitgangspunten:

1.       Doel van de overgangsmaatregel is om mensen met een expirerend pensioenkapitaal een overbrugging te geven tot de definitieve mogelijkheid van doorbeleggen na de pensioendatum

2.       Het kapitaal tot dat moment moet zo groot mogelijk blijven, terwijl er toch een uitkering start en het nabestaandenpensioen verzekerd is. Daarom geen tijdelijk pensioen in de zin van een verzekeringstechnische periodieke uitkering op basis van de korte termijn rente, want dat vraagt een (te)  grote kapitaalonttrekking, maar een jaarlijkse directe onttrekking in contanten (gedeeltelijke afkoop).

3.       Het kapitaal wordt op de standaard pensioendatum vastgesteld. Dat is het eerste shopmoment en dan wikkelt de pensioenuitvoerder eventuele garanties af.

4.       Op die standaard pensioendatum berekent de pensioenuitvoerder de reguliere pensioenaankoop voor ouderdomspensioen op basis van de dan geldende tarief grondslagen voor een levenslange uitkering in euro’s. Die jaarlijkse uitkering is de maatstaf voor de uitkering in contanten. Het bedrag aan nabestaandenpensioen wordt vastgesteld op 70% van deze uitkering en ook feitelijk verzekerd (tijdelijke verzekering van levenslang nabestaandenpensioen).

5.       Uit het kapitaal haalt de pensioenuitvoerder:
-  de uitkering voor het eerste jaar (zolang de deelnemer leeft);
-  de eenjarige risicopremie voor de verzekering van een eenjarige dekking van nabestaandenpensioen;
-  handelingskosten in verband met offerte, administratie.

Het restant van het kapitaal blijft per deelnemer belegd conform de regeling uit de actieve periode of in een life cycle.

6.       Aan het einde van jaar 1 kan dezelfde actie herhaald worden, mocht de definitieve invoering van doorbeleggen na pensioendatum dan nog niet ingevoerd zijn en/of de pensioenuitvoerders nog niet klaar zijn met het daaruit voortvloeiende productontwikkelingstraject.

7.       Shoppen kan op twee momenten: de standaard pensioendatum en het moment dat gekozen moet worden voor de definitieve ingang (in eenheden of in euro’s).

8.       Het grensbedrag waaronder de knip niet mogelijk is van € 10.000 is erg laag in verhouding tot de kosten. Daarom stel ik voor dit op € 25.000 te stellen.

9.       De fiscale eis van doorwerken als criterium voor deze vorm van “uitstel” moet komen te vervallen.

 


Conclusie
Verlenging van de pensioenknip op de wijze die Klijnsma voorstelt, gaat niet werken. Dat leerde het verleden ons. Laten we deze lessen gebruiken om een wel werkend alternatief te bieden. Dat kan op basis van de hiervoor beschreven uitgangspunten. De Kamer is weliswaar met reces, maar wellicht zijn er toch nog Kamerleden die deze handschoen willen oppakken. 

030715