AAAH!, waar is mijn jaarruimte gebleven?

Afgelopen week was ik in Ermelo. Ik mocht daar een pensioen actualiteiten dag verzorgen voor leden van de Samenwerkende  Pensioen Adviseurs. Allemaal hele slimme jongens en meisjes. Dergelijke dagen staan dan ook altijd garant voor boeiende vaktechnische discussies. Uiteraard kwam de inperking van het fiscale kader voor pensioenen aan de orde. Door de wijze waarop het Nederlandse pensioenstelsel in elkaar zit, grijpen alle inperkingen in elkaar. En wij kwamen tot de conclusie dat er ten minste nog één los eindje is. En dat is de manier waarop iemand die meer dan een ton verdient zijn voor 2015 maximaal aftrekbare lijfrentepremie (de zogenoemde jaarruimte) moet berekenen.  Ik laat mij graag door deze slimme jongens en meisjes inspireren tot dit blog.

Nederland kent het zogenoemde drie pijler systeem. Dat betekent dat de eerste pijler (AOW), tweede pijler (aanvullende pensioenen) en derde pijler (lijfrenten) gezamenlijk een adequaat pensioen opleveren. Tot 1 januari 2015 vonden we een adequaat pensioen een pensioen dat na 37 opbouwjaren 70% van het laatste salaris opleverde. Vanaf 1 januari 2015 is de norm een in 40 opbouwjaren op te bouwen pensioen van 75% van het gemiddelde salaris. Op basis van het drie pijler systeem houden we in de tweede en de derde pijler rekening met de eerste door de AOW in te bouwen bij het bepalen van het pensioengevende salaris. Over een stuk van het feitelijke salaris (de franchise) vindt geen pensioenopbouw plaats omdat de AOW dat stuk dekt. In de derde pijler houden we rekening met de tweede door de maximale aftrek in deze pijler te verminderen met de pensioenopbouw in de tweede. Daarvoor gebruiken we de zogenoemde “factor A”. De factor A is de pensioenopbouw in een bepaald jaar. Bij een middelloonregeling met een opbouwpercentage van 1,875% is de factor A dus 1,875% van het salaris nadat we daar de franchise vanaf hebben getrokken. Dat is al jaar en dag zo en veranderde niet doordat het fiscale kader voor de pensioenopbouw per 1 januari 2015 fors werd beperkt.

Maar om de maximale jaarruimte over 2015 te berekenen, moet ik de factor A van 2014 gebruiken. Mijn factor A over 2015 weet ik immers pas aan het einde van het jaar. Hetzelfde geldt voor mijn salaris. Ook dat weet ik pas aan het einde van het jaar. Daarom ga ik voor het toepassen van de formule  van de jaarruimte in 2015 uit van mijn salaris en mijn factor A over het jaar 2014. De factor A in 2014 is echter gebaseerd op het fiscale kader in dat jaar. En dat ging  ervan uit dat ik in 37 jaar het normpensioen kon opbouwen. In 2015 is dat 40 jaar geworden. De pensioenopbouw in 2015 is dus lager dan in 2014. Daarom mag ik de factor A uit 2014 voor het bepalen van mijn jaarruimte 2015 vermenigvuldigen met 37/40. Daardoor leidt de aan 2015 toe te rekenen,  op de in 2014 geldende regels gebaseerde, pensioen aangroei niet tot een onevenredige inperking van mijn jaarruimte in de derde pijler. Keurig geregeld door de wetgever. Echter, deze verlengde niet alleen de periode waarin ik een adequaat pensioen kan opbouwen van 37 tot 40 jaar, maar maximeerde daarnaast het inkomen waarover ik pensioen kan opbouwen op € 100.000. En dat geldt ook voor het salaris dat ik mag gebruiken om mijn jaaruimte in de derde pijler te bepalen. Met andere woorden: voor het bepalen van mijn jaarruimte mag ik in 2015 maximaal € 100.000 salaris in aanmerking nemen, maar de factor A die mijn jaarruimte vermindert in verband met pensioenopbouw in de tweede pijler is gebaseerd op mijn pensioengevend salaris in 2014. En dat was niet afgetopt op een ton. Als ik in 2014 dus meer verdiende dan € 100.000 en over mijn volledige salaris pensioen opbouwde, is mijn factor A daardoor onevenredig groot bij het bepalen van mijn jaarruimte 2015. Daarvoor publiceerde de wetgever tot nu toe geen geen correctiefactor. En dat zou mijns inziens wel moeten. 

Een voorbeeld. Iemand verdient zowel in 2014 als in 2015 € 212.650. Hij heeft een pensioenregeling op grond waarvan hij per jaar 1,75% opbouwt. In verband met de AOW gaat er een franchise van € 12.650 af van zijn salaris om zijn pensioengevend salaris te bepalen. Dat is dus in 2014 € 200.000. Zijn pensioenopbouw in dat jaar (de factor A) is 1,75% van € 200.000 = € 3.500. In 2015 mag hij echter nog maar over een maximaal salaris van € 100.000 pensioen opbouwen. Van het maximale in aanmerking te nemen salaris van € 100.000 moet dan eerst de franchise af, zodat de pensioenopbouw in 2015 1,75% van € 87.350 = € 1.529 bedraagt. Als we de formule van de jaarruimte voor 2015 toepassen zoals dat nu in de wet is voorgeschreven, moeten we 6,5 keer de factor A over 2014 (€ 3.500) aftrekken van 13,8% van het inkomen minus € 11.936 in verband met de AOW, terwijl de feitelijke pensioenopbouw over 2015 maar € 1.529 is.

De jaaruimte 2015 dient er voor om een pensioentekort over 2015 te compenseren. Als ik moet uitgaan van de factor A over 2014 heb ik in 2015 geen jaarruimte. Want 6,5 keer € 3.500 (€ 22.750) is meer dan 13,8% van € 88.064 (€ 12.152). Als ik de factor A corrigeer voor de aftopping van mijn salaris op € 100.000 heb ik dat wel. Het lijkt me dan ook niet meer dan logisch dat ook voor de salarissen boven een ton voor 2015 een correctiefactor gaat gelden. Die zou wat mij betreft moeten bestaan uit het gedeelte van mijn salaris boven € 100.000 gedeeld door mijn pensioengevend salaris in 2014. Dan komen we, net zoals door het toepassen van de correctiefactor 37/40, weer keurig uit waar we moeten zijn. Met dank aan mijn slimme toehoorders in Ermelo!

 

130315