Recent verschenen er berichten in de pers die wezen op een probleem dat zou ontstaan per 1 januari 2015 op het punt van de pensioeningangsdatum. Gesteld werd dat het per 1 januari 2015 verplicht zou zijn om de pensioeningangsdatum te stellen op de 67ste verjaardag en niet op de eerste van de maand waarin de deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt.
De wetswijzigingen per 1 januari 2015 brengen op dit punt echter geen verandering. Al sinds jaar en dag staat in artikel 18a, zesde lid, Wet LB 1964 dat indien het pensioen eerder ingaat dan bij het bereiken van de 67-jarige (eerder 65-jarige) leeftijd (pensioenrichtleeftijd) het herrekend wordt ten opzichte van die leeftijd of van de in de pensioenregeling vastgestelde latere ingangsdatum met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst beaamt dit, maar geeft aan dat door de wijzigingen per 1 januari 2015 steeds meer regelingen de fiscale maxima opzoeken, zodat hij op dit punt scherper zal kijken. Strikte toepassing van dit standpunt leidt ertoe dat de pensioenopbouw in dagen nauwkeurig berekend zou moeten worden, dan wel dat er per pensioenregeling 31 verschillende kortingsfactoren gehanteerd moeten worden, afhankelijk van de verjaardag van de deelnemer. Dat is uitvoeringstechnisch zeer complex en staat niet in verhouding met de “opbrengst”.  Daar komt bij dat in de meeste gevallen ook de pensioenopbouw stopt op de eerste van de maand waarin de deelnemer zijn pensioenrichtleeftijd bereikt. Hij mist dus ook de pensioenopbouw over de dagen van af de eerste van de maand tot aan zijn pensioendatum. En dat compenseert de vervroeging van het ouderdomspensioen met hetzelfde aantal dagen.

Voorbeeld (gebaseerd op uitstelfactoren Aegon)
Als verjaardag is de 5e van de maand:
extra meetellende diensttijd tot verjaardag leidt tot een pensioen 65,651
actuarieel uitstel tot 66,614   

Als verjaardag is de 15e van de maand:
extra meetellende diensttijd tot verjaardag leidt tot een pensioen 65,703
actuarieel uitstel tot 65,857

Als verjaardag is de 25ste van de maand:
extra meetellende diensttijd tot verjaardag leidt tot een pensioen 65,755
actuarieel uitstel tot 66,012

Ook hier is het van groot belang voor de uitvoeringspraktijk dat er op korte termijn duidelijkheid komt. Het is buitengewoon onwenselijk dat deze discussies via de krant worden gevoerd. Het ministerie van Financiën moet een duidelijk standpunt innemen, waarbij het de praktische kant niet uit het oog verliest. Voorkomen moet worden dat pensioenuitvoerders (weer) op hoge kosten worden gejaagd, terwijl het gaat om zeer marginale belastingopbrengsten.